Google sheets

Functies

  • Open de Spreadsheet uit de vorige opdracht
  • Verander de naam van de spreadsheet in  formules en functies.
  • Maak in deze werkmap een nieuw werkblad.
    Geef het werkblad de naam functies.
  • Als je niet meer weet hoe je dit moet doen kun je naar de pagina een nieuwe sheet om je geheugen weer even op te frissen.
  • Selecteer alle cellen in het werkblad.
  • Kies als celopmaak getal.
  • Zet de weergave op 0 decimalen.
  • Neem de waarden in de cellen over uit het voorbeeld.
  • Maak de opmaak hetzelfde als in het voorbeeld.

 

Vijf functies

Je gaat nu oefenen met de 5 meest gebruikte functies.

  • Selecteer cel D13.
  • Typ in de cel =SUM
    Het programma zal nu een aantal suggesties geven.
  • Klik in het keuzemenu op SUM
  • Selecteer de cellen D3:D12.
  • Als je dat gedaan hebt klik je op Enter.
  • Controleer of de waarde in cel D13 inderdaad het totaal is van de waarden in de geselecteerde cellen.
  • Selecteer cel H13.
  • Typ in de cel =AVERAGE
  • Het programma zal nu een aantal suggesties geven.
    Klik in het keuzemenu op AVERAGE
  • Soms wordt in de suggestie ook al het celbereik genoemd.
    Controleer in dat geval of dat ook het juiste bereik is.
  • Als je dat gedaan hebt klik je op Enter.
     
  • Controleer of de waarde in cel H13 inderdaad het Gemiddelde is van de waarden in de geselecteerde cellen.

     

				
					=MAX(L3:L12)
				
			
				
					=MIN(P3:P12)
				
			
				
					=COUNT(T3:T12)
				
			

Het bereik is steeds de cellen in de kolom boven de cel met de functie.

De if functie

Maak in je spreadsheet een nieuw blokje aan zoals in de afbeelding hiernaast.
De gele opvulkleur laat je achterwege.

De IF functie is een logische functie.
Het bestaat altijd uit 3 onderdelen.

  1. logical_expression; Dit noemen we ook wel de voorwaarde.
    Hier staat wat je voor een cel wilt controleren.
    Het resultaat van een logische expressie is altijd waar (true) of onwaar (false)
    (B17 is de cel met de waarde 93)
  2. value_if_true: De actie die uitgevoerd wordt als de voorwaarde WAAR is
  3. value_if_false: De actie die uitgevoerd wordt als de voorwaarde NIET WAAR is.
     

Eigenlijk staat er dus: 
=ALS(iets waar is; doe dan iets; doe anders iets anders)

Neem nu de functie uit de afbeelding over in de geel gemarkeerde cel.
Als de functie werkt kopieer je de functie naar de cellen daaronder.

 

COUNTIF

COUNTIF

We maken meteen een variatie op de IF functie.
Typ in de groen gemarkeerde cel onderstaande functie.

				
					=COUNTIF(D17:D26;"groter")
				
			

Met COUNTIF tellen we het aantal cellen binnen een bereik dat voldoet aan een bepaalde voorwaarde.
De functie bestaat uit twee delen:

  1. Vóór de puntkomma (;) zie je het celbereik (range)
  2. Achter de puntkomma staat de voorwaarde (criterion).
    Ook het resultaat hiervan is altijd waar (true) of onwaar (false)
    De cellen in het bereik die True zijn worden geteld.

Om deze functies goed te begrijpen ga je er nu een beetje mee spelen.

  • Verander in de linker kolom enkele waarden en kijk wat er gebeurt.
  • Verander in de IF functie van alle 10 cellen het groter dan teken in het kleiner dan teken
  • Verander in de IF functie het getal 33 in een ander getal
  • Verander de woorden “groter” en “kleiner”
  • Verander in de COUNTIF functie het woord in één van de woorden die je in de vorige regel veranderd hebt.

Als je het echt héél goed begrepen hebt, ga dan naar de volgende opdracht.

Wat moet je weten en kunnen?